Kweekverslag van de Woestijnmus Passer simplex.
Deze soort komt voor van Zuidwest-Azië tot noordelijk Afrika en telt 2 ondersoorten:
• Passer simplex saharae: van Marokko tot centraal Libië.
• Passer simplex simplex: van zuidelijk Mauritanië en Mali tot zuidwestelijk Egypte, centraal Soedan en noordelijk Tsjaad.
Het leefgebied is woestijn, droge, zandige gebieden met hier en daar bomen en struiken. De vogel wordt soms aangetroffen in oases. De Aziatische woestijnmus (P. zarudnyi) wordt ook wel als een ondersoort beschouwd.
.
Het formaat is tussen de 13 en de 14 cm.
Man en pop zijn zoals bij de meeste mussen goed te herkennen; de mannen hebben een zwarte bef die wat grootte en vorm veel lijkt op de bef van een spitsstaartamadine. Verder een blauwgrijze rug en vleugeldek met zwarte randen aan de vleugelpennen. De borst is lichtgrijs. De poppen zijn warmbruin op de rug en vleugeldek en de zwarte randen zijn minder breed dan bij de mannen. De borst is lichter bruin.
Begin december 2013 stond er op vogelmarkt een koppel van deze mooie mussen te koop. Een afspraak gemaakt met de handelaar en er op een zaterdag er heen gegaan. De vogels zagen er goed uit en de ruimte waar ze te koop zaten was erg schoon en ruim, zo zou het overal moeten zijn. Met de nieuwe aanwinst naar huis en het koppel gehuisvest in een kweekbox van 2m lang, 0,90m breed en 2m hoog.
De voeding is geen probleem: wat onkruidzaden gemengd met tropenzaad en wat witzaad.
Half april zag ik dat de snavelkleur van de vogels veranderde van licht hoornkleurig naar zwart, een teken dat ze broedrijp werden. Naast de zaadmengeling Het kweek jaar 2015 verliep ook weer voorspoedig met het koppel; er werden zeven jongen geboren, drie mannen en vier poppen; ook nu werden de jongen met rust gelaten en konden rustig bij het kweekkoppel blijven.
Het kweek 2016 verliep totaal anders dan voorgaande jaren: half april was er al een nest eitjes die alle vier bevrucht waren en ook allemaal uit kwamen. Wat in de voorgaande jaren nog nooit gebeurd was vond ik de dag na het uitkomen. Alle jongen dood in het eivoerbakje; het was duidelijk te zien dat de jongen dood gepikt waren.
Wie zou de dader zijn ?
Kort nadat dit gebeurd was had de pop opnieuw vier eitjes die ook allemaal bevrucht waren. Ook deze keer ging het mis: op de dag voordat de eitjes uit zouden komen lagen ze kapot gepikt in de volière. De dader was weer niet bekend. Weer kwam er een nestje eitjes; ditmaal de man er direct afgehaald. De drie eitjes kwamen uit en werden prima door de pop alleen groot gebracht. Twaalf dagen nadat de jongen uitgevlogen waren liet ik de man bij de pop en de jongen. De man bevloog de pop meteen; ik heb hem toen weer uitgevangen en hem vijf opeenvolgende dagen zo bij de pop gelaten.
Na vier dagen was er het eerste ei en heb ik de man niet meer bij de pop gelaten; er werden vier eitjes gelegd welke allemaal bevrucht waren en ook nu bracht de pop de jongen groot. Zeven jongen had ik nu weer; deze keer enkel poppen. Wat de oorzaak was dat de man nu zo fel was is mij een raadsel; misschien is de zachte winter een oorzaak want aan de voeding heb ik al die jaren niets veranderd.
samengesteld uit wildzangzaad, witzaad en tropenzaad, krijgen ze nu ook wat insecten voor met diepvries pinky’s en buffalowormen gemengd door het eivoer dat ik zelf maak.
Twee nestkastjes heb ik in de volière gehangen van 20 cm lang 12 cm hoog en 12 cm breed met een rond invlieggat van 3 cm. Binnen de kortste keren werd het vol gebouwd met kokosvezel en afgewerkt met veertjes en sharpie. Na drie dagen werd het eerste ei gelegd en er volgden nog twee eitjes. Deze waren alle drie bevrucht; na dertien dagen broeden kwamen ze uit. De hoeveel pinky’s en buffalowormen werd opgevoerd en twee tot drie keer per dag verstrekt, samen met insectenvoer.
De jongen groeiden goed; na vier dagen moest ik ze ringen. Het was een gok welke ringmaat passend zou zijn, maar gelukkig ken ik een Belgische kweker van deze mussen. Dus hem om raad gevraagd; hij ringde z’n jonge mussen met 2.9 mm ringen. Na het ringen ging er een jong dood; de twee andere groeiden goed op en verlieten het nest na twintig dagen. Later bleken het een man en een pop te zijn.
Kort na het uitvliegen begon de pop aan een nieuw nest in hetzelfde nest kastje wat nog steeds brandschoon was. Dit keer weer drie eitjes die echter deze keer niet bevrucht waren. Ik heb de pop gewoon dertien dagen laten broeden en toen de eitjes weg gegooid. Kort daarna weer drie eitjes die wél bevrucht waren en alle drie de eitjes kwamen uit; na twee dagen ging er één jong dood. De overgebleven jongen groeiden goed op en verlieten na twintig dagen het nest. Weer een man en een pop.
Het was toen begin juni en ergens had ik de hoop op nóg een nestje, maar de mussen vielen in de rui.
Voor het eerste jaar dat ik ze nu kweek ben ik tevreden met de vier jongen die ik heb. De oudervogels laten de jongen die nog in de volière zitten gewoon met rust en nu zitten ze nog steeds met zijn zessen zonder problemen bij elkaar. De jongen slapen in het nog lege nestkastje; het oude koppel slaapt in het broednest.
Begin november deed ik nog een ontdekking. Ik had afgesproken met de Belgische kweker een koppel te ruilen.
Erheen gereden en tot de ontdekking gekomen dat mijn soort woestijnmussen kleiner was dan de vogels van mijn Belgische vogel vriend
Bij mijn soort is de vleugellengte bij de mannen 7,3 mm en bij de poppen 7 mm.
Bij de soort van mijn kennis is de vleugellengte bij de man 8,3 mm en bij de pop 8,00 mm.
Ook zijn die woestijnmussen wat anders van kleur en ook het lichaam en kop zijn forser.
Op vogel 2015 haalde een jonge man 91 punten en de jonge pop 90 punten; ook kreeg ik de oorkonde eerste kweek voor deze vogels. Het zijn mooie rustige vogels die met wat aandacht goed naar de tentoonstelling gebracht kunnen worden. Ook van de werkgroep wevers en mussen kreeg ik een mooie oorkonde voor de eerste kweek. Hun gedrag is heel anders dan van de huismussen die veel drukker zijn dan de woestijnmussen. Opmerkelijk vind ik nog steeds dat de poppen zo’n mooie warm bruine kleur hebben.